Ik ken niemand die daar zo mooi en kernachtig over schrijft als Marcel Proust. Hier een mooi citaat uit 'Op Zoek Naar De Verloren Tijd' ( À la recherche du temps perdu).
Maar alle gevoelens die het lief en leed van een echte persoon in ons oproepen, doen zich alleen maar voor via een voorstelling van dat lief en leed; het vernuft van de eerste romanschrijver bestond erin te begrijpen dat, aangezien in het organisme van onze emoties de voorstelling het enige essentiële element is, de vereenvoudiging die het zijn zou om doodgewoon af te zien van echte personen, een decisieve verbetering zou betekenen.
Een echte mens, hoe diep wij ook met hem meeleven, wordt voor een groot deel met onze zintuigen waargenomen, dat wil zeggen, blijft ondoorzichtig voor ons, laat ons een dood gewicht zien dat onze gevoeligheid niet kan tillen. Als hem een ongeluk overkomt kan het ons alleen raken wat betreft een klein deel van het totale beeld dat wij van hem hebben, sterker, het is maar een deel van het totale beeld dat hij van zichzelf heeft waarin het hemzelf kan raken. De vondst van de romanschrijver was dat hij op het idee kwam die voor het gemoed ondoorgrondelijke delen te vervangen door een evenredige hoeveelheid niet-werkelijke delen, namelijk zulke die ons gemoed zich eigen kan maken. Wat doet het er dan toe dat de handelingen, de emoties van dat nieuwe slag wezens ons als echt voorkomen, aangezien wij ze tot de onze hebben gemaakt, aangezien het ons binnenste is waar ze zich voordoen, waar ze, terwijl we koortachtig de bladzijden van het boek omslaan, de snelheid van onze ademhaling en de intensiteit van de blik in onze ogen bepalen. En als de romancier ons eenmaal in die toestand heeft gebracht waarin, zoals bij alle louter innerlijke toestanden, iedere emotie tien keer ze groot wordt en zijn boek ons zal aangrijpen op de manier van een droom, maar van een droom die helderder is dat die wij slapend hebben en die ons langer bijblijft, dan maakt hij bij ons in een uur alle denkbare geluk en ongeluk los waar wij in het leven zelf jaren voor nodig zouden hebben om er iets van te leren kennen, en waarvan de meeste intense vormen ons nooit zouden zijn geopenbaard doordat de trage gang waarmee ze zich voordoen ze aan onze waarneming onttrekt (zo veranderd in het leven ons hart, en dat is allerpijnlijkst; maar wij kennen die pijn alleen in onze lectuur, in onze verbeelding: in de werkelijkheid verandert het hart, zoals bij sommige natuurverschijnselen gebeurt, zo langzaam dat, al kunnen wij elk van die verschillende toestanden successievelijk vaststellen, ons daarentegen de gewaarwording zelf van de verandering bespaard blijft).
Je probeert in de dingen, hierdoor waardevol geworden, de afspiegeling die je ziel erop heeft geprojecteerd terug te vinden en bent teleurgesteld als je constateert dat ze in hun natuurlijke bestaan verstoken lijken van de bekoring die ze in je hoofd dankten aan het samengaan met bepaalde ideeën; soms zet je alle krachten van die ziel om in behendigheid, in schittering, om invloed uit te oefenen op wezens van wie wij heel goed beseffen dat zij buiten ons staan en dat wij nooit nader tot hen zullen komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten